Het ei

Graag deel ik met jullie het prachtige verhaal The Egg van Andy Weir, dat ik heb vertaald.

– • – • – • – • – • – • – • – • –

Je was op weg naar huis toen je doodging.

Het was een verkeersongeluk. Niets bijzonders, maar toch fataal. Je liet een vrouw en twee kinderen achter. Het was een pijnloze dood. Het ambulancepersoneel heeft nog zijn best gedaan om je te redden, maar tevergeefs. Je lichaam was zo zwaar beschadigd dat dit beter was, geloof me.

En toen ontmoette je mij.

‘Wat… wat is er gebeurd?’ vroeg je. ‘Waar ben ik?’

‘Je ging dood’, zei ik zakelijk. Zinloos om er omheen te draaien.

‘Er was een… een vrachtwagen en die slipte…’

‘Yep,’ zei ik.

‘Ik… ik ben dood?’

‘Yep. Maar maak je geen zorgen. Iedereen gaat dood,’ zei ik.

Je keek om je heen. Er was niets, leegte. Alleen jij en ik.

‘Waar zijn we?’ vroeg je. ‘Is dit het hiernamaals?’

‘Min of meer,’ zei ik.

‘Bent u God?’ vroeg je.

‘Yep,’ antwoordde ik. ‘Ik ben God.’

‘Mijn kinderen… mijn vrouw,’ zei je.

‘Wat is daarmee?’

‘Zal het goed met ze gaan?’

‘Zo zie ik het graag’, zei ik. ‘Je bent net gestorven en je gezin is je grootste zorg. Heel mooi.’

Je keek gefascineerd naar me. Voor jou leek ik niet op God. Ik zag eruit als een gewone man. Of misschien een vrouw. Een of andere vage autoriteitsfiguur, misschien. Meer een basisschoolleraar dan de almachtige.

‘Geen zorgen,’ zei ik. ‘Het komt goed met ze. Je kinderen zullen zich jou herinneren als perfect. Zij hebben nog geen tijd gehad om op je neer te gaan kijken. Je vrouw zal huilen in het openbaar, maar stiekem opgelucht zijn. Om eerlijk te zijn, je huwelijk stond op springen. Mocht het je troosten: ze zal zich schuldig voelen over haar gevoel van opluchting.’

‘O’, zei je. ‘En wat gebeurt er nu? Ga ik naar de hemel of de hel of zo?’

‘Geen van beide,’ zei ik. ‘Je wordt gereïncarneerd.’

‘Ach,’ zei je. ‘Dus de hindoes hadden gelijk.’

‘Alle religies hebben op hun manier gelijk’, zei ik. ‘Loop maar mee’.

Je volgde me terwijl we door de leegte wandelden. ‘Waar gaan we naartoe?’

‘Nergens,’ zei ik. ‘Het is gewoon fijn om te lopen tijdens het praten’.

‘Wat heeft het dan voor zin?’ vroeg je. ‘Als ik opnieuw geboren word, zal ik een onbeschreven blad zijn, toch? Een baby. Dus al mijn ervaringen en alles wat ik deed in dit leven doet er niet toe’.

‘Dat is niet zo!’ zei ik. ‘Je draagt alle kennis en ervaringen van al je vorige levens met je mee. Alleen herinner jij je die nu niet.’

Ik bleef staan en pakte je bij de schouders. ‘Jouw ziel is magnifieker, mooier en gigantischer dan je voor mogelijk houdt. De menselijke geest kan maar een piepklein deel bevatten van wat jij bent. Het is alsof je je vinger in een glas water steekt om te voelen of het warm of koud is. Je stopt een klein deel van jezelf in het vat, en wanneer je dat deel terugtrekt heb je alle ervaringen meegekregen die je vinger onderging’.

‘De afgelopen 48 jaar ben je een mens geweest, dus je hebt je nog niet uitgestrekt en de rest van je immense bewustzijn gevoeld. Als we hier lang genoeg zouden rondhangen, zou je je alles weer gaan herinneren. Maar het heeft geen zin om dat te doen tussen elk leven door.’

‘Hoe vaak ben ik dan gereïncarneerd?’

‘O, vaak. Heel vaak. En in veel verschillende levens,’ zei ik. ‘Deze keer zul je een Chinees boerenmeisje zijn in het jaar 540 na Christus.’

‘Wacht even, wát?’ stamelde je. ‘U stuurt me terug in de tijd?’

‘Nou, technisch gesproken misschien wel. De tijd zoals jij die kent, bestaat alleen in jouw universum. Waar ik vandaan kom is dat anders.’

‘Waar jij vandaan komt?’ zei je.

‘O, zeker’, legde ik uit. ‘Ik kom ergens vandaan. Ergens anders. En er zijn er meer zoals ik. Ik weet dat je zult willen weten hoe het daar is, maar echt, je zou het niet begrijpen.’

‘O,’ zei je, een beetje teleurgesteld. ‘Maar wacht eens. Als ik terugkom in een andere tijd, dan kan ik op een gegeven moment mijzelf zijn tegengekomen.’

‘Zeker. Gebeurt de hele tijd. En terwijl beide levens zich alleen bewust zijn van hun eigen leven, weet je niet eens dat het gebeurt.’

‘Dus wat voor zin heeft het dan?’

‘Serieus?’ vroeg ik. ‘Serieus? Je vraagt me naar de zin van het leven? Is dat niet een beetje cliché?’

‘Nou, het is een redelijke vraag,’ drong je aan.

Ik keek je aan. ‘De zin van het leven, de reden dat ik dit hele universum geschapen heb, is dat jij volwassen wordt.’

‘De mensheid, bedoelt u? U wilt dat de mensheid volwassen wordt?’

‘Nee, alleen jij. Ik heb dit universum voor jou gemaakt. Met elk nieuw leven groei je en rijp je, en wordt je intelligentie ruimer en grootser.’

‘Alleen ik? En de anderen dan?’

‘Er is niemand anders,’ zei ik. ‘In dit universum bestaan alleen jij en ik.’

Je keek me wezenloos aan. ‘Maar al die mensen op de wereld…’

‘Allemaal jij. Verschillende incarnaties van jou.’

‘Wacht. Ik ben iedereen!?’

‘Je begint het te snappen,’ zei ik en gaf je een schouderklopje.

‘Ik ben ieder mens die ooit geleefd heeft?’

‘Of die ooit zal leven, ja.’

‘Ik ben Abraham Lincoln?’

‘En je bent ook John Wilkes Booth’, vulde ik aan.

‘Ik ben Hitler?’ zei je met weerzin.

‘En de miljoenen die hij gedood heeft.’

‘Ik ben Jezus?’

‘En al zijn volgelingen.’

Je zweeg.

‘Elke keer dat je iemand pijn deed,’ zei ik, ‘deed je jezelf pijn. Elk vriendelijke gebaar dat je hebt gemaakt, maakte je naar jezelf. Elk vreugdevolle en verdrietige moment dat ooit door een mens werd beleefd, werd – of zal worden – beleefd door jou.’

Je dacht een hele tijd na.

‘Waarom?’ vroeg je toen. ‘Waarom allemaal?’

‘Omdat je op een dag zult worden als ik. Want dat is wat jij bent, net zo uniek als ik. Je bent mijn kind.’

‘Wauw,’ zei je, vol ongeloof. ‘U bedoelt dat ik een god ben?’

‘Nee. Nog niet. Je bent een foetus. Je groeit nog. Zodra je elk mensenleven in elke tijd hebt geleefd, zul je genoeg gegroeid zijn om geboren te worden.’

‘Dus het hele universum,’ zei je, ‘is slechts…’

‘Een ei,’ antwoordde ik. ‘Het is tijd voor je volgende leven.’

En ik stuurde je op pad.

2 Comments

Geef een reactie