Mijn cliënt is bang dat ze haar baan kwijtraakt, want haar baas was ontevreden geweest. Snikkend zegt ze: ‘Als ik mijn baan verlies, kan ik de huur niet meer betalen. En mijn vriend wil me dan waarschijnlijk ook niet meer, want die is heel statusgevoelig. En dan heb ik dus geen werk, geen huis én geen partner meer. Kortom, er staat me een ramp te wachten!’ Tevergeefs probeert ze oplossingen te bedenken om de ramp te voorkomen. Intussen doen haar kaken en schouders pijn van de spanning en heeft ze al een paar nachten niet geslapen.
Ik herken de angst voor ‘de ramp’ uit mijn eigen kindertijd. Al heel jong voelde ik dat mijn vader niet van me hield. Ik dacht dat dat aan mij lag, dus ik ging me braaf en slim gedragen. ‘Dan wordt papa niet meer zo vaak boos en dan zegt hij misschien zelfs wel dat hij van me houdt,’ dacht ik in mijn naïviteit. Maar wat ik ook probeerde, hoe ik mezelf ook controleerde en een aangepast leven ging leiden, papa bleef vaak boos en zei nooit dat hij van me hield. De ramp voltrok zich keer op keer. En intussen leerde ik dat ik altijd op mijn hoede moest zijn en dat ik mezelf onder controle moest houden. Dat gedrag bleef ik vertonen, ook toen ik al jaren het huis uit was. Want als ik toch eens zomaar spontaan zou zijn, dan zou het helemaal mis kunnen gaan… Wat ik niet besefte, was dat de ramp zich allang had voltrokken.
Ik besluit mijn cliënt te helpen door haar haar eigen ‘ramp’ op te laten zoeken en zich er vol in te storten, in plaats van te proberen eraan te ontsnappen. ‘Wat is het ergste dat er kan gebeuren als je de ramp toelaat?’ vraag ik haar. ‘En wat gebeurt er dán? En dán?’ Steeds verder buitelt ze de afgrond van haar bange fantasieën in. Totdat ze op de bodem terechtkomt. Daar ligt ze in het donker, verslagen, eenzaam, uitgeput…
Terwijl ze slap in haar stoel hangt, vraag ik haar te blijven voelen wat ze nu voelt. Opeens zegt ze verrast: ‘Het is eigenlijk wel lekker om hier zo te liggen. Ik kan niet dieper vallen dan dit.’ Ze slaakt een diepe zucht. ‘Hier wil ik wel blijven. Zo ontspannend!’
Dat is overgave aan hoe het is. Overgave aan de angst die ze uit alle macht probeerde te ontlopen. Er wás geen ramp, er was alleen angst voor een ramp. Een ramp die ook voor haar allang voorbij was, en die had plaatsgevonden toen ze nog afhankelijk was van haar ouders en niet kreeg wat ze nodig had.
Door zich nu over te geven aan haar gevoel, ervaart ze eindelijk ontspanning. Prompt krijgt ze zin om iets leuks te gaan doen. ‘Ik ga straks lekker koken voor mezelf. En een afspraak maken voor een massage!’ zegt ze met een stralend gezicht.
Op de bodem van de afgrond komen we terecht in het hier en nu. Hier en nu is er niets aan de hand. Vanuit hier en nu kunnen we onze directe impulsen gaan volgen en houdt de toekomst ons niet langer gevangen. Het opgeven van de controle leidt tot het geluk dat we probeerden te realiseren door de boel onder controle te houden.