Aanwezige afwezigheid

Mijn dierbare vriend F schreef: ‘Hoe prachtig de zintuigen zijn, ervaar je pas als er een zintuig uitvalt of verdwijnt. Wanneer alle zintuigen wegvallen, realiseer je je dat ook de áfwezigheid van elke zintuiglijke indruk wordt waargenomen.’

Ik wens niemand toe opeens doof of blind te worden, maar een dergelijke situatie zou wel behulpzaam zijn om in één keer te zien wat je bent: het waarnemen zélf. En niet de inhoud van het waarnemen. De inhoud van je waarneming wisselt immers per seconde, maar jij bent altijd jij. Tot de inhoud van je waarneming behoort alles wat je kunt ervaren: je zintuiglijke waarnemingen en ook je lichaam, gevoelens en gedachten. Die ben je allemaal niet, want je ervaart ze. Maar wie is de ervaarder?

Je bent dat waarin alles wordt waargenomen. Je bent dus eigenlijk niet iemand, en ook niet ‘iets’. Maar je bent ook niet niets, want je bént. Onmiskenbaar. Je bent het bewustzijn zélf. Als bewustzijn neem je glashelder waar dat je je verward voelt of dronken, neem je volkomen kalm waar dat je woedend bent of hartverscheurend verdrietig en neem je ongeschonden waar dat je lichaam geschonden is. Je bent als het ware de achtergrond – ‘dichterbij dan je adem’ – waarop de wereld (inclusief het persoontje dat je ‘ik’ noemt) wordt geprojecteerd.

En eigenlijk weet je dat al lang. Je hebt tijdens een uitbarsting van heftige emotie vast wel eens gemerkt dat er tegelijk iets ‘in’ je is dat heel rustig blijft. Alsof je opeens met z’n tweeën bent: die emotionele ik én die kalme ik. Maar die twee staan niet naast elkaar, de kalme ik is er altijd. Die omvat de persoonlijke ik, inclusief alle emoties en gemoedstoestanden. De kalme ik is het ervaren van die toestanden; een emotie ervaart zichzelf niet, maar wórdt ervaren door jouw ruimere zelf. Dat ruimere zelf, die kalme ik, is er altijd. Precies hier waar je bent, nooit ergens anders. Het verandert nooit: hoe oud of ziek het persoonlijke zelf zich ook voelt, het ruimere zelf – die kalme ik – is tijdloos en gezond, omdat het niet het lichaam is. Het is dat wat het hebben van een lichaam ervaart. En dat wat helder opmerkt dat er een zintuig is uitgevallen, zoals geur en smaak bij coronapatiënten tijdelijk kunnen uitvallen. Het is ook dat wat blijft als het lichaam er een keer de brui aan geeft (wat alle lichamen vroeg of laat doen). Ik denk daarbij niet aan een ziel die zich in een lichaam bevindt, maar eerder aan de levende ruimte die dit lichaam en alle lichamen (levend of niet-levend) omvat.

Die levende ruimte ervaar je door je aandacht 180 graden om te keren en te zien wie er kijkt. Dat kun je letterlijk doen: wijs maar eens met een vinger naar de plek van waaruit je kijkt. Je wijst niet naar iets dat je kunt waarnemen. Maar wel naar dat wat er altijd is, het bewustzijn zelf dat alles waarneemt. Via ‘jouw’ zintuigen.

Zo wordt het leven een feest van de zintuigen, een echt feest waarin je vrij bent. Er hoeft niets, er hangt nergens iets vanaf, je mag genieten van wat zich voordoet. Je bent vrij.

Geef een reactie