Diep in slaap

Gisteravond zat ik weg te doezelen bij een uitzending van Jinek. Opeens schrok ik wakker, nadat ik klaarblijkelijk echt even in slaap was gevallen. Ik veegde een straaltje kwijl van mijn kin en hoorde de doffe klank van een mannenstem nagonzen, terwijl er ook echo’s van andere stemmen doorheen klonken. Ik had geen idee wát er gezegd was, maar ik had de geluiden van het gesprek tijdens mijn hazenslaapje kennelijk wel geregistreerd. Alleen had mijn geheugen op ‘uit’ gestaan. De woorden die mijn oren binnen waren gekomen, waren direct weer ontsnapt.

Ik besloot naar bed te gaan, want mijn vermoeidheid won het van mijn interesse in het gespreksonderwerp. Tijdens het tandenpoetsen vroeg ik me opeens af hoe dat nou zit met slapen.

Ik hoor mensen soms zeggen dat er tijdens de (droomloze) slaap geen bewustzijn is. Maar als dat waar is, kan ik ook geen stemmen horen nagalmen wanneer ik wakker word voor de tv. Ik kan dus concluderen dat bewustzijn wel degelijk tijdens de slaap aanwezig blijft. Er is alleen geen inhoud die door het bewustzijn wordt geregistreerd, en daardoor lijkt het alsof er geen bewustzijn was… achteraf. We zullen nooit tijdens de droomloze slaap kunnen zeggen dat we ons ergens van bewust zijn, want je ergens van bewust zijn betekent dat je wakker bent. Of dat je droomt.

Echt wakker zijn houdt in dat je ziet dat je niets anders bent dan bewustzijn. Of gewaarzijn, zoals ik deze open ontvankelijkheid liever noem. En dat je dus nooit bewusteloos kunt zijn, want wie is er dan bewusteloos? Ons hele idee van een ‘ik’ verdwijnt immers ook tijdens de slaap.
Wát ik ook waarneem, het wordt altijd waargenomen in gewaarzijn. Dus gewaarzijn is primair. Dat betekent dat gewaarzijn er ook tijdens de droomloze slaap moet zijn.

Dat we ons die staat van zijn niet herinneren, komt door de werking van het geheugen. Het geheugen is een instrument van gewaarzijn dat ons op fysiek niveau helpt om te weten waar we vandaan kwamen en waar we naar op weg zijn. Dat instrument roept de schijn op van een verleden en een toekomst die werkelijk zouden bestaan. Het geheugen creëert het idee ’tijd’. Maar dat instrument staat tijdens de diepe slaap ‘uit’, dus we leven tijdens de slaap volledig in het Nu. Zodra we wakker zijn weten we dat niet meer, want de hersenen slaan het niet op als herinnering. Net als de woorden die ik tijdens het tv-programma had gehoord toen ik even sliep, maar die ook niet waren opgeslagen.

We leven altijd alleen Nu, maar ons geheugen suggereert een verleden en een toekomst. In de diepe, droomloze slaap staat dat geheugen uit, urenlang. Alleen dromen tussendoor kunnen we ons – soms vaag, soms heel levendig – herinneren. Want dan staat het geheugen weer op opnemen. Maar je wás er wel, ook tijdens de diepe slaap. Gewaarzijn wás er wel. Dat verdwijnt nooit. Gelukkig maar, want tijdens de diepe slaap moeten we van een hard geluid of de geur van rook direct wakker kunnen worden. Anders zouden we zomaar door een levensbedreigende situatie heenslapen en misschien nooit meer wakker worden…

Het ego is verdwenen tijdens de slaap. Maar ook de wereld is dan verdwenen. Alleen gewaarzijn verdwijnt niet. Probeer het maar eens uit. Sluit je ogen eens een paar seconden. Wat verdwijnt er? Gewaarzijn? Of de visuele wereld? Duw je oren maar eens dicht. Wat verdwijnt er? Gewaarzijn? Of de hoorbare wereld?

Een thema voor een Jinek-uitzending waarbij ik vast en zeker wakker zou blijven!

Geef een reactie